Simon, Tomas, Natanaël, de zonen van Zebedeüs, en nog twee andere leerlingen waren bij het meer van Tiberias. Ze wisten zich geen raad met hun tijd. De één knabbelde op een strootje en de ander schreef met zijn vingers in het zand. De verveling sloeg toe. Ze hadden Jezus al een tijdje niet meer gezien. Was het allemaal wel echt gebeurt? Soms ging de fantasie met je op de loop. Het waren nog steeds zeer verwarrende tijden voor de leerlingen.
Petrus was de eerste die probeerde de normale draad weer op te pakken. “Ik ga vissen” . Kordaat kwam hij overeind en rekte zich uit. De rest ontwaakte uit de droomstaat en het klonk uit vele kelen tegelijk “Wij gaan mee”.
Een koele wind streek over de haven, en de bootjes waggelden op de milde golven. Lekker weertje om op stap te gaan. Ze stapten in de boot en voeren het meer op. Ze praatten wat met elkaar, en zoals dat bij goede vrienden gaat, was het ook vaak gewoon stil. Als je mekaar goed kent, zijn woorden soms overbodig, maar ondanks de gunstige omstandigheden, vakmanschap, en goed op elkaar ingesteld zijn was er tegen de ochtend nog geen visje in hun netten beland.
Geluid over water draagt. Daarom horen ze de man op het strandje roepen...”Hebben jullie iets te eten?”. Hallo, hebben jullie iets te eten...”Nee”, klinkt het teleurgesteld. Is wel balen hoor. Goed, ze deden het voor tijdverdrijf, maar een beetje vangst had toch wel leuk geweest. “Gooi dat net dan eens over stuurboord” klinkt het uit de verte. Dat slaat eigenlijk nergens op...maar ze leveren toch geen commentaar en gooien het net de andere kant op. Al snel zit er zoveel in dat ze het niet meer aan boord kunnen trekken, zo zwaar is het.
Eén van de leerlingen, waarschijnlijk Johannes, herkent de Heer en zegt het tegen Petrus. Die schort zijn bovenkleed op, het enige dat hij aan heeft, en springt in het water. Dat heeft hij al meer gedaan. In de storm toen Jezus naar hen toe kwam lopen over het water. Petrus is in die dagen impulsief. Op sommige momenten is hij zo vol hartstocht overtuigt van de Heer, dat hij niet te houden is. De rest lacht er een beetje om en volgt met de boot.
Jezus heeft al een vuurtje gebouwd, met een vis er reeds op. Ook van de andere vis wordt gebakken. Simon Petrus helpt even mee met dat netje. Zal een dolle boel geweest zijn. Lachen, gieren, brullen. Een stelletje uitgelaten mannen, die hun leider weer in het vizier hebben. Ze wisten het niet helemaal zeker, was het werkelijk Jezus, maar durfden het niet te vragen.
Petrus zit opgetogen in het zand, en juist tegen hem begint Jezus te praten. De drie vragen die wij allen zo goed kennen.
“Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief, meer dan de andere hier?”/ “Ja, Heer, u weet dat ik van u houd!”/”Weid mijn lammeren.”
“Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief?”/”Ja, Heer, u weet dat ik van u houd!”/”Hoed mijn schapen.”
“Simon, zoon van Johannes, houd je van me?”/”Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd!”/”Weid mijn schapen.”
Ze hebben allemaal nog een lange weg te gaan. Staan aan het begin van het begin van de verspreiding van het evangelie. Hebben geen flauw idee wat hen te wachten staat. Maar dit is hun moment. In hun vertrouwde omgeving, met vrienden bij het water, zand tussen hun tenen, en een goede maaltijd op een vuurtje. De zon komt op en verdrijft de koelte met haar levengevende stralen. En terwijl het vet langs hun kinnen druipt, en hun maag gevuld wordt, stopt Jezus hun “rugzakje” vol.
Wanneer wij ons soms ontmoedigd voelen, en het net telkens tevergeefs wordt uitgegooid, wordt het tijd te letten op de voorstellen die vanuit een ander perspectief worden gegeven. We moeten er wel voor zorgen dat we dicht bij het vuur blijven zitten, de Bijbel, want het verspreiden van Zijn boodschap moet ten alle tijden onze hoogste prioriteit hebben.