Internationaal
Op mijn (bijna) dagelijkse
loopje over de dijk kom ik door de verzwaringswerkzaamheden diverse werklui tegen.
Zo af en toe spreek ik iemand aan. Als ik iets zie gebeuren wat ik niet
helemaal begrijp vraag ik het aan zo’n stoere man. Mannen met hun laarzen in de
modder en gezichten getekend door de wind. Ze staan me graag te woord. Leunend
op een bezemsteel of met een of ander gereedschap in de hand wordt mij precies
uit de doeken gedaan waar men mee bezig is. Meestal is de tongval die van de
polder, maar soms is de klank van het antwoord verrassend.
Eens stonden twee mannen
met meetapparatuur op de dijk. Eén beneden aan de dijk, met een stok met blokjes
erop en één met een kijker op een driepoot. U kent ze wel. Landmeters. Op de
auto, die blijkbaar bij deze heren hoorde, stond een telefoonnummer wat niet in
deze omgeving voorkomt. Dat zie je uiteraard aan het netnummer. “Waar komen
jullie vandaan?” vraag ik aan de man met de kijker op de dijk en krijg
vervolgens antwoord in onmiskenbaar Limburgs. “Nou, nou,” zeg ik “dat is wel een
eindje hiervandaan. Hebben wij zelf geen landmeters in de polder?!” “Geen
idee.” zegt hij. Zo komen we een beetje aan de praat. Op de huizen aan de dijk
zijn peil punten aangebracht en regelmatig wordt gemeten of de huizen niet gaan
schuiven ten opzichte van de dijk. Er wordt tijdens de werkzaamheden als het
ware gebeukt en getrokken aan die dijk. Zwaar materieel rijdt eroverheen en
betonnen palen worden erin geslagen. Een huisje zou zomaar op het ritme van de
hei inrichting aan de ‘loop’ kunnen gaan. Dat is de eerste taal in dit verhaal.
Limburgs met een zachte G en alles erop en eraan.
De dijk wordt verzwaard op
een voor mij geheel onbekende manier.* Ik zie al maanden grote bassins langs de
dijk staan en begrijp niet waar deze voor dienen. Dan zie ik zo’n man lopen met
laarzen aan en in zijn hand een emmertje. Eindelijk, iemand aan wie ik wat kan
vragen. Uiteraard had ik toen nog geen weet van het proces dat ik onderaan
omschrijf. “Hallo, waar zijn die bassins voor?” vraag ik. De man kijkt me aan
en zegt: “Je ne se pas?” Oeps, denk ik, daar kan ik niks mee. “Do you speak
English?” zeg ik dapper. “Yez a lizzle
bit” is het antwoord. Ik stel mijn vraag opnieuw en krijg een gebroken
antwoord. Een Fransman die nou niet echt geweldig Engels spreekt…dat is
opletten. “Zis is mudd.” Yes, but what are you doing with it” “Zis is mudd, and we
put it in ze holez.” Het goedje in de
emmer is zeer vloeibaar. Het lijkt dropwater, maar dan in het grijs. Het is me
nog niet helemaal duidelijk. “But it doesn’t look like mud. It is not the kind
of mud they use in Spa’s.” We hebben even lol samen en komen tot een conclusie.
“If we good use it in a Spa, we good make a lot of money.” Lachend nemen we afscheid. Een echt gesprek zit er
verder niet in. Taal twee, een Fransman op onze dijk.
Ik loop altijd op en neer.
Heen en terug over de dijk. Op deze dag loop ik heen en wanneer ik terug loop
wordt ineens de dijk voor de helft afgezet. Een graafmachine graaft ijverig aan
de rand van het asfalt en een afzetbord wordt geplaatst. Wat gaat hier nu weer
gebeuren. Opnieuw vraag ik aan een man, met van die modderlaarzen, waar ze mee
bezig zijn. “Ik sou het niet wete mêassie. Wij worden met spoed uit Amsterdam
Suid geroepe om hier het fekeer te regele. Ik heb geen flauw idee waar se hier
mee besig sijn!” Nou breekt mijn Alblasserwaardse klomp. Is er dan niemand in
de polder die even het verkeer kan regelen op onze eigen dijk? Moet daar nu
echt met spoed iemand uit Amsterdam voor worden opgetrommeld? Grinnikend loop
ik weg. Taal drie is een feit. Onvervalst Amsterdams.
Ik loop op mijn dijk.
Geboren en getogen in de polder. Meestal zie ik dezelfde gezichten, dezelfde
honden en dezelfde fietsers. Maar soms, ligt de wereld aan mijn voeten. Ik hoef
niet te reizen met bus of trein.
Als ik erop uit wil loop
ik naar de dijk. Ik hoor mensen uit alle windhoeken en voel me de koning te
rijk.
*Er worden eerst 2 betonnen richels gestort en
daartussen worden smalle gaten gegraven van, zo heb ik me laten vertellen, ruim
20 meter diep. Om de wanden te stutten wordt er eerst een vloeibare substantie
in gedaan, betoniet, en wanneer het gat diep genoeg is wordt er onderin beton
gespoten. Dit heet onderwaterbeton en vermengt zich niet met de vloeistof die
gebruikt wordt om te stutten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten