donderdag 4 februari 2016

Dijk van een verhaal 4 februari 2016




 
 
Internationaal

 

  Op mijn (bijna) dagelijkse loopje over de dijk kom ik door de verzwaringswerkzaamheden diverse werklui tegen. Zo af en toe spreek ik iemand aan. Als ik iets zie gebeuren wat ik niet helemaal begrijp vraag ik het aan zo’n stoere man. Mannen met hun laarzen in de modder en gezichten getekend door de wind. Ze staan me graag te woord. Leunend op een bezemsteel of met een of ander gereedschap in de hand wordt mij precies uit de doeken gedaan waar men mee bezig is. Meestal is de tongval die van de polder, maar soms is de klank van het antwoord verrassend.
 

  Eens stonden twee mannen met meetapparatuur op de dijk. Eén beneden aan de dijk, met een stok met blokjes erop en één met een kijker op een driepoot. U kent ze wel. Landmeters. Op de auto, die blijkbaar bij deze heren hoorde, stond een telefoonnummer wat niet in deze omgeving voorkomt. Dat zie je uiteraard aan het netnummer. “Waar komen jullie vandaan?” vraag ik aan de man met de kijker op de dijk en krijg vervolgens antwoord in onmiskenbaar Limburgs. “Nou, nou,” zeg ik “dat is wel een eindje hiervandaan. Hebben wij zelf geen landmeters in de polder?!” “Geen idee.” zegt hij. Zo komen we een beetje aan de praat. Op de huizen aan de dijk zijn peil punten aangebracht en regelmatig wordt gemeten of de huizen niet gaan schuiven ten opzichte van de dijk. Er wordt tijdens de werkzaamheden als het ware gebeukt en getrokken aan die dijk. Zwaar materieel rijdt eroverheen en betonnen palen worden erin geslagen. Een huisje zou zomaar op het ritme van de hei inrichting aan de ‘loop’ kunnen gaan. Dat is de eerste taal in dit verhaal. Limburgs met een zachte G en alles erop en eraan.
 

  De dijk wordt verzwaard op een voor mij geheel onbekende manier.* Ik zie al maanden grote bassins langs de dijk staan en begrijp niet waar deze voor dienen. Dan zie ik zo’n man lopen met laarzen aan en in zijn hand een emmertje. Eindelijk, iemand aan wie ik wat kan vragen. Uiteraard had ik toen nog geen weet van het proces dat ik onderaan omschrijf. “Hallo, waar zijn die bassins voor?” vraag ik. De man kijkt me aan en zegt: “Je ne se pas?” Oeps, denk ik, daar kan ik niks mee. “Do you speak English?” zeg ik dapper. “Yez a lizzle bit” is het antwoord. Ik stel mijn vraag opnieuw en krijg een gebroken antwoord. Een Fransman die nou niet echt geweldig Engels spreekt…dat is opletten. “Zis is mudd.” Yes, but what are you doing with it” “Zis is mudd, and we put it in ze holez.” Het goedje in de emmer is zeer vloeibaar. Het lijkt dropwater, maar dan in het grijs. Het is me nog niet helemaal duidelijk. “But it doesn’t look like mud. It is not the kind of mud they use in Spa’s.” We hebben even lol samen en komen tot een conclusie. “If we good use it in a Spa, we good make a lot of money.” Lachend nemen we afscheid. Een echt gesprek zit er verder niet in. Taal twee, een Fransman op onze dijk.

 

  Ik loop altijd op en neer. Heen en terug over de dijk. Op deze dag loop ik heen en wanneer ik terug loop wordt ineens de dijk voor de helft afgezet. Een graafmachine graaft ijverig aan de rand van het asfalt en een afzetbord wordt geplaatst. Wat gaat hier nu weer gebeuren. Opnieuw vraag ik aan een man, met van die modderlaarzen, waar ze mee bezig zijn. “Ik sou het niet wete mêassie. Wij worden met spoed uit Amsterdam Suid geroepe om hier het fekeer te regele. Ik heb geen flauw idee waar se hier mee besig sijn!” Nou breekt mijn Alblasserwaardse klomp. Is er dan niemand in de polder die even het verkeer kan regelen op onze eigen dijk? Moet daar nu echt met spoed iemand uit Amsterdam voor worden opgetrommeld? Grinnikend loop ik weg. Taal drie is een feit. Onvervalst Amsterdams.
 

  Ik loop op mijn dijk. Geboren en getogen in de polder. Meestal zie ik dezelfde gezichten, dezelfde honden en dezelfde fietsers. Maar soms, ligt de wereld aan mijn voeten. Ik hoef niet te reizen met bus of trein.
 

  Als ik erop uit wil loop ik naar de dijk. Ik hoor mensen uit alle windhoeken en voel me de koning te rijk.
 

*Er worden eerst 2 betonnen richels gestort en daartussen worden smalle gaten gegraven van, zo heb ik me laten vertellen, ruim 20 meter diep. Om de wanden te stutten wordt er eerst een vloeibare substantie in gedaan, betoniet, en wanneer het gat diep genoeg is wordt er onderin beton gespoten. Dit heet onderwaterbeton en vermengt zich niet met de vloeistof die gebruikt wordt om te stutten.
 
 

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten