De winter is in het land. De wegen waren afgelopen dinsdag zo slecht begaanbaar dat er zo’n 1000 km. file stond. Gelukkig wonen man en ik op een kwartiertje autorijden van ons werk af. We kunnen deze kilometers afleggen over lokale wegen. We behoeven ons niet te wagen aan de, over het algemeen, lange rijen auto’s die zich kruipend over de rijkswegen van dit land tijdens de ochtendspits verplaatsen.
Fietsen doe ik zo ie zo niet tijdens deze koude periode. Vroeger vond ik dat geen probleem, maar na een memorabele tocht enkele jaren geleden, kies ik voor de vier wielen van onze automobiel.
Het was een koude ochtend. Mijn adem vormde wolkjes die vrolijk uit mijn mond ontsnapten. Dik ingepakt stapte ik zoals gewoonlijk op mijn fiets om de tocht naar de arbeid te aanvaarden. De voeten stevig op de pedalen en de rug gebogen tegen de wind reed ik in de stralen van het net opkomende zonnetje. Het ging allemaal goed, tot ik bij een bocht in de weg kwam waar een laagje water op leek te zijn bevroren. Ik zag het, en het volgende moment reed ik er al op. De bocht maken was geen optie, dat had ik al snel door. Dan maar rechtuit proberen te rijden, zodat ik de zachte bosjes in kon rijden die mijn eventuele val zouden kunnen breken. Helaas, die bosjes heb ik nooit gehaald.
Vallen is een aparte ervaring. Het ene moment zit je nog in het zadel, het volgende moment lig je op straat met de fiets naast je. En toch kun je bijna beeld voor beeld de val in je hoofd reconstrueren. Het is een korte film, en toch.....van het ene moment op het andere.....
Het eerste wat een ieder doet in zo’n geval, is kijken of er asjeblief niemand het heeft gezien. In mijn geval zeker. Het mandje aan het stuur van mijn fiets bevatte mijn tas. Deze vloog nog een paar meter door over het spekgladde oppervlak en wat ik niet meer wist, er zat ook nog een lege wijnfles in mijn mandje. Helemaal vergeten, die had ik de dag ervoor naar de glasbak moeten brengen. De lege fles rolde rinkelend achter de tas aan. Een toevallige voorbijganger zou niet anders kunnen denken. Een dronkelap die onderuit gaat en zijn kostbare lading verliest. En dat terwijl er in ons gezin slechts enkele malen per jaar een flesje ‘meester’ wordt gemaakt. Maar gelukkig, die vernedering werd mij bespaard. Snel krabbelde ik overeind. Mijn arm deed ontzettend zeer. Gelukkig kon ik hem wel buigen, dus gebroken was hij niet. Je begrijpt dat het huilen me nader stond dat het lachen. Er zat niets anders op. Fiets overeind, tas en fles in de mand en fietsen maar weer.
Toch heeft deze gebeurtenis zijn sporen achtergelaten. Fietsen in het winterweer doe ik zelden meer. Manlief moedigde mij soms wel aan en reed dan vaderlijk achter mij aan over het besneeuwde fietspad door de polder. Krampachtig fietste ik, gesteund door zijn aanmoedigingen. Uiteindelijk paste ik ervoor.
de polder bedekt met sneeuw
de houten bruggen glinsterend berijpt
de sloten gevuld met ijs
prachtig in de winter gevangen
warm ingepakt en met de radio aan
glijdt dit alles langs mijn mobiele autoraam