Exodus 12: 1-13.
(Dit is een verhaal naar aanleiding van een anekdote die ik vele jaren geleden hoorde en nu op mijn eigen manier mag verwoorden.)
Het is maart en in deze maand gebeuren er 'dingen' in de joodse wijk. Iedereen heeft al een lam aangeschaft, sommigen een geit. Maakt niet uit als het maar wel bokken zijn en ongeveer 1 jaar oud. Het gerucht gaat dat men deze nu gaat slachten en het bloed ervan aan de deurposten gaat smeren. Ik en mijn cameraman krijgen van onze redacteur de opdracht om een aantal gezinnen te gaan interviewen. Samen gaan we op pad.
De avond valt wanneer we de wijk bereiken. Alle deurposten zijn inmiddels gekleurd door het bloed van de dieren, sommige zijn nog bezig met het smeren. Hier en daar kunnen we naar binnen kijken en zien we de joden met jassen aan door de kamer heen lopen met etenswaren. De geur van geroosterd vlees komt je in elke straat tegemoet.
Hè, daar zien we een deur die nog niet gekleurd is. Ik druk op de bel en na even wachten zwaait de deur open.
“Goedenavond, wij zijn van ‘Het oog op Egypte’ mogen wij u wat vragen stellen?”
“Ja hoor, komt u even binnen, dat praat wat makkelijker, maar ik moet u wel vragen de camera uit te doen, we willen onze gezichten niet op de TV hebben.”
We lopen naar binnen en sluiten de deur achter ons. Binnen is het een drukte van jewelste. In de keuken wordt vlees geroosterd en degenen die zich niet met het eten bezighouden, pakken wat spulletjes in die je zoal nodig hebt voor een reis. Iedereen loopt met zijn jas aan. Zelfs de baby kraaiend in de kinderstoel is volledig aangekleed en probeert de veters van zijn schoentjes los te trekken.
Ik vraag aan de man waarom hij zijn deur niet ingesmeerd heeft en krijg een wat schuw antwoord.
“Nou, wij hebben onze vragen wel over deze opdracht. Wij willen niet al te progressief overkomen en vinden dat bloed aan de deur wel wat overdreven. Waarom iedereen uitdagen met zo’n ritueel. Voor ons is het allemaal misschien wel normaal, maar voor een ander niet. Wij hebben het lam geslacht en zullen het in één keer opeten, maar dat bloed hebben we hierbinnen gesmeerd. Kijkt u maar in de keuken. Vind u het ook niet wat minder provocerend dan aan de buitendeur? Ik neem aan dat het wel duidelijk is dat ook wij joden zijn. Wij hebben het bloed ook gesmeerd. We hopen op een goede afloop.”
We bedanken het gezin hartelijk voor hun commentaar en gaan op zoek naar een volgend gezin. Dat is al snel gevonden, want bij de buren zit wel een laagje bloed op de posten. Zo’n tegenstelling doet het altijd goed in het artikel.
Ook hier worden we binnengelaten en ook hier moet de camera uit. Er heerst een sombere sfeer in het huis. De vrouwen zijn druk bezig in de keuken en net als bij de buren wordt er ingepakt voor een reis. In de hoek van de kamer zit de oudste zoon in zijn jas ineengedoken. Ik vraag waarom hij daar zo zit.
“Meneer ik knijp hem als een oude dief. Wij hebben het bloed aan de deur gesmeerd, maar ik heb er allemaal niet zo veel vertrouwen in. Wie kan mij vertellen of dit niet mijn laatste avond is. Misschien ben ik morgen wel hartstikke dood. Ik wil helemaal nog niet dood. Wilt u alstublieft onze naam niet vermelden in uw artikel, ik schaam me kapot voor mijn klasgenoten. Ik hoop dat het uiteindelijk allemaal goed afloopt en we morgenochtend op pad kunnen. Dat heeft onze God via Mozes aan ons beloofd en daar hopen we dan maar op.”
We lopen weer op straat en zien bij een huis de rookwolken boven de dakpannen uitslaan. De posten zijn moddervet ingesmeerd. Interessant. We bellen aan, maar er wordt niet opengedaan. Onze nieuwsgierigheid is dusdanig gewekt dat we via de brandgang naar de betreffende tuin zoeken. Nou, dat is niet zo moeilijk. Het geluid van de feestende groep is van verre te herkennen.
We lopen de tuin in en worden verwelkomd door de bewoners. Verschillende barbecue’s staan in het gras en het vlees ligt te roosteren. Slingers zijn opgehangen en de familie viert uitbundig feest. Koffers staan ingepakt bij de achterdeur. Kinderen rennen uitgelaten achter elkaar aan. De oudste zoon zit met een heerlijk bordje vlees op zijn schoot smakelijk te eten. Dit tafereel hadden we niet verwacht na onze vorige interviews.
“Zeg jongeman, je zit er wel héél relaxed bij. Geen bibbers voor wat er komen gaat?”
“Nee echt niet! Onze God heeft beloofd dat we gespaard zouden worden als we het bloed aan de post zouden smeren. We eten het vlees van het geslachte lam en we zijn klaar voor vertrek. Als God ons vertelt dat we niet bang hoeven te zijn, dan zijn we dat niet. We feesten, omdat onze tijd hier in slavernij voorbij is. We mogen morgenochtend in vrijheid vertrekken. Leve het volk, leve Mozes en geloofd zij onze God. De regering heeft allen kansen gehad om ons zonder toestanden te laten gaan. Hoe dan ook, morgen vertrekken we. Hij zwaait met zijn hand en kijkt uitgelaten in de camera.”
Nou, het is duidelijk. De joden denken daadwerkelijk dat er iets te gebeuren staat. Ik kan me daar niet zoveel bij voorstellen, maar het geeft je toch te denken. Vooral bij dat laatste gezin. Ik word er een beetje eng van. Je zo op durven stellen in dit land, waar ze toch een etnische minderheid vormen. Een laagbetaalde groep die uiteindelijk niet kan worden gemist. Als de geheime politie dit ter ore komt kan het nog weleens slecht men hen aflopen.
We zoeken zo graag een uitweg in alternatieven. Als we ons daadwerkelijk bewust zijn van de kracht van onze Heer hebben we dat niet nodig.
Gedenk Pesach. Vier Pasen. Beleef de Genade.